het weer van vandaag
het weer van vandaag
Het Romeinse Rijk in verval Eeuwenlang vormden Rijn en Donau de noordgrens van het Romeinse Rijk en daarmee ook de grens tussen beschaving en barbaren. Het Romeinse Rijk was een beschaving met een beroepsleger. Keizer Augustus heeft een poging gedaanom de Elbe tot grensrivier te maken, maar moest na de nederlaag van Varus in het Teutoburgerwoud in het jaar 9 niet doen. Ten noorden van deze grenzen woonden verschillende Germaanse stammen. De Germanen waren in deze tijd nog half-nomadisch en leefden naast akkerbouw van hun kudden. Vechten en plunderen waren voor de vrije mannen onder hen een normaal onderdeel van het bestaan. In de loop der eeuwen nam de druk op de grenzen van het Romeinse Rijk toe. daar door viel het romijnse rijk, P.S. DIT IS NIET IN DE MIDDELEEUWEN Ten noorden van deze grenzen woonden verschillende Germaanse stammen. De Germanen waren in deze tijd nog half-nomadisch en leefden naast akkerbouw van hun kudden. Vechten en plunderen waren voor de vrije mannen onder hen een normaal onderdeel van het bestaan. Het is niet verwonderlijk dat vele Germanen zich graag binnen het rijk met zijn hogere levensstandaard wilden vestigen. In de loop der eeuwen nam de druk op de grenzen van het Romeinse Rijk toe
klik op de link en word schildknaap bij een vet cool ridder spel
Een oud kasteel heette een donjon. Een donjon stond meestal op een kruispunt van belangrijke handelswegen of langs een druk bevaren water. Men zocht een stukje grond uit en daaromheen werd een gracht gegraven. De grond uit de gracht werd gebruikt om langs de binnenzijde van de gracht een wal op te werpen. Daar kwam nog een palissade (rij puntige palen) langs te staan. Midden op dit stukje grond werd de donjon van hout gebouwd. Het huis was gebouwd om de vijand buiten de deur te houden. Doordat er in het woonvertrek alleen smalle venstergaten zonder glas waren, was het erg donker in dit vertrek. Om kou buiten te sluiten moest men de luiken dichtdoen, dan kwam er helemaal geen licht meer binnen. In plaats van meubels werden er kisten gebruikt. De kisten gebruikten ze als bergplaats en als zitplaats.
een ridder
Op het Middeleeuwse kasteel was vlees het hoofdgerecht. Omdat de Rooms Katholieke kerk veel vleesloze vastendagen (op die dagen werd geen vlees gegeten) voorschreef werd er ook veel vis gegeten. Het vlees was afkomstig van koeien, schapen, ganzen of eenden, maar als er gejaagd was, werd er ook wel ree of everzwijn gegeten. Op het vlees te bewaren in de winter, want dan was er weinig te jagen, werd het vlees gerookt en in vaten ingezouten. De vis werd uit de slotgracht of uit naburige slootjes gehaald. Groente werd er toen niet gegeten. Oorspronkelijk at men twee keer per dag een maaltijd met vlees of vis. Zo rond 8 uur 's morgens en rond 3 uur 's middags. Deze tijden werden steeds later, en uiteindelijk ging men een ontbijt nemen 's ochtends. Op het kasteel mocht je met je handen eten, dus moest je je handen wassen voor het eten. Dit werd gedaan door een knecht, hij goot water over je handen, maar of je handen er echt schoon van werden? Ridders hadden geen nette manieren, iedereen gooide de restjes vlees met bot op de grond, die door honden afgekloven werden. De honden dienden ook als servet voor vieze handen.
Een gevechtsuitrusting is de kleding die een ridder aan heeft tijdens zijn gevecht. In de loop van de riddertijd is deze kleding steeds ingewikkelder geworden. Oorspronkelijk hadden de ridders een maliënkolder aan. Dat was een soort uniform van allemaal ijzeren of koperen ringetjes. Daarbij hoorde een zogenaamde kapoetsmuts van hetzelfde materiaal die als een soort capuchon over het hoofd heen kwam. Omdat men het hoofd als het meest kwetsbare lichaamsdeel ging beschouwen, werd daar in de loop van de tijd een betere bescherming voor bedacht. Direct op het hoofd kreeg de ridder een muts met een zachte vulling. Daaroverheen werd de kapoetsmuts (de capuchon) gezet. Daar bovenop werd een ijzeren beschermkapje gezet en een viltmuts werd de vierde laag. Tenslotte kreeg de ridder ook nog een ijzeren helm (zie plaatje) over dit alles heen. In de helm zat een kijkgat, dat het vizier werd genoemd. Dat kijkgat kon gesloten worden. De ridder had ook een lans. Die lans was wel 3 meter lang. Het zwaard van de ridder was ook heel belangrijk en persoonlijk. Ook in vredestijd hadden ze het zwaard altijd bij zich. Omdat een ridder heel zwaar was als hij zijn hele gevechtsuitrusting aan had, moest hij op zijn paard gehesen worden. Als hij van zijn paard gestoten was, lag hij hulpeloos op de grond totdat er een eind aan zijn leven gemaakt werd, of hij als buit werd weggevoerd.
gladiatoren vochten tegen elkaar in arena`s een paar gladiatoren zijn laquaries, retarius, essedarius, secutor, dimachiaerius, velitu, tracian, samnite en myrmillo, er is ook een film van gladitoren die heet ``gladiator,, die gaat over maximus die als gladiator vecht
De grieken waren de vijanden van de romeinen. De trojan horse komt uit een grieks verhaal(waarschijnlijk wel echt gebeurt). de grieken hadden een houten reuze paard gemaakt dat ze in de stad van de vijand sleepte. ze gingen in het paard zitten. De vijanden namen het houten paard mee naar hun hoofdstad en zetten het daar neer. De grieken sprongen middenacht uit het houte reuze paard de trojan horse. ze doden iedereen dit was het verhaal van de trojanhorse en het griekse leger
De ridder beschermde boeren tegen benden die rovend en moordend door het land trokken. Voor deze bescherming betaalden de boeren pacht. Ze gaven een deel van hun opbrengst van hun boerenbedrijf aan de kasteelheer. Ook hefte de kasteelheer tol. Ieder schip dat langs het kasteel voer moest een deel van zijn vracht afstaan om door te kunnen varen. Ook iedere rijke koopman die de weg gebruikte langs de ridderburcht moest betalen. Op deze manier kreeg de kasteelheer geld om zijn kasteel te bouwen en te onderhouden.
Er waren verschillende soorten kastelen. Onder andere het waterkasteel en het veertiende-eeuwse kasteel. Deze kastelen waren helemaal van steen gebouwd, dit in tegenstelling tot de donjons. De voet van de toren van het waterkasteel stond in de gracht. Dit had meerdere voordelen. De vijand kon nu niet over de gracht heen zonder dat het opgemerkt werd. Bovendien kon men hun uitwerpselen in de gracht lozen. Je kan je voorstellen dat zo'n gracht niet lekker was om in te zwemmen. Ook het terein buiten de kasteelgracht werd versterkt. Er kwamen een muur en een gracht omheen. Dit heette een buitenhof. In de veertiende eeuw kwam de binnenplaats in de mode. Zo ontstond het veertiende eeuws kasteel. Dit kasteel bestond uit drie delen: de hoofdburcht, de binnenhof en de buitenhof. De hoofdburcht was een langwerpig of vierkant gebouw rond een binnenplaats met de voet in een gracht. De binnenhof was omgeven door een gracht en een muur, en was een zogenaamde voorburcht voorzien van talrijke verdedigingswerkjes. De buitenhof was eveneens omsloten door een muur en een gracht. Het omvatte de boerderij met alle mogelijke bijgebouwen
kruisridders die vochten werden soms kruisridder orden. daarvoor gingen de leden van de orde een religiuze eed aflegen net zo iets als monniken. De orde van de tempeliers werd opgericht ron het jaar1119 de tempeliers wwaren van af het begin een vechtende orde maar baden wel elke dag de tempeliers waren gevestigt in een vleugel van het koningklijke plaijs in jeruzalem. op de zelfde plaats stond vroeger de temel van salomo. vandaar de naam tempeliers de orde van de ridders van sintjan werd opgericht rond 1090 en de Duitse orde rond 1190 . de ridders van sint-jan verpleegde gewonde ridders en Christelijke pelgrims. daarom werden ze vaak hospitaal ridders genoemd. Deze drie orde bouwden kastelen en vochten tegen de saracenen
een kruisridder uit de middeleeuwen. kruisridders waren Christelijke ridders die op kruistocht gingen naar Jeruzalem. Er zijn veel groepen kruisridders zoals: de Duitse orde, de Riders van Sint-Jan en de Tempeliers. Er was ook een Koning die op kruistocht ging met een heel groot leger, dat was koning Richard Leeuwenhard.
kruisridders zijn ridders koningen of leiders die kruistochten voeren om jeruzalem te veroveren. daarbij sloten duizenden verschillende mensen uit europa zich aan. onder hen waren ridders, koningen, boeren en zelfs kinderen. het was een lange tocht niet iedereen overleefde dat als ze nog niet eens bij jeruzalem waren. De kruisvaarders vielen jeruzalem aaan met belegerings torens. die werden steeds dichter naar de stadsmuren toeegereden om op de muur te komen. ze vielen ook met katapulten aan om stenen over de muur te werpen. Ze gebruikte ook kleinere katapulten om branden de taken bossen over of op de muur te gooien. ze beukten ook met stormrammen tegen de muurdan trokken ze de ram naar achter, dAN leiten ze hem los en buekte hij tegen de muur of poort om die kapot te maken. de kruisvaarders gooiden ook allemaal grond en hout in een deel van de gracht om de stormram naar de muur te rijden. de boogschutters zetten houten stokken en schermen neer om hun te beschermen tegen de pijlen van de vijand. er werden ook stenen van de muur afgegooit.De Ridders van Sint-Jan hadden blauw-grijze kromme schilden met een punt onderaan. Op die schilden stond een wit kruis De Ridders van SInt-Jan werden ook Hospitaalridders genoemd. De ridders van de Duitse orde hadden witte kromen schilden met een punt onderaan. op die schilden stond een zwart kruis. Johannieterkruisridder had een ijzerkleurigschild met een wit kruis.
Het werk van de ridder was het vechten met andere ridders. Ze bleven daardoor vaak heel lang weg, soms wel jaren. Ze moesten voor hun baas, die toen een 'heer' genoemd werd, vechten in oorlogen. Ook vochten ridders hun eigen twisten uit. Als je namenlijk een heel machtige ridder was, kon je altijd wel een reden vinden om ruzie te maken. Als je bijvoorbeeld een stuk land van iemand wilde inpikken, dan ging je met hem vechten, de ridder die het gevecht won, mocht het stuk land dan hebben. De manier waarop je iemand kon uitdagen was door hem je handschoen toe te werpen. Daarmee daagde je hem uit tot een tweegevecht. Je probeerde natuurlijk altijd een gevecht te winnen, maar om goed te leren vechten, moest je wel oefenen. Dat werd gedaan door middel van een toernooi of een steekspel. Dan speelden twee legertjes van ridders oorlogje om het vechten niet te verleren. Als je door een andere ridder uit het zadel gestoten werd, moest je aan de tegenstander een prijs betalen. Het was niet de bedoeling dat er iemand gedood werd, vandaar dat er ook spelregels waren en de ridders met een stompe lans (een lange stok) vochten. Maar het gebeurde vaak dat als twee vijanden elkaar in de ring tegenkwamen er wel gedood werd. Ook had je de kans om met je paard te verongelukken
Een zoon van een ridder moest ook ridder worden. In de eerste zeven jaar speelde hij riddertje. Soms moest hij mee op een tocht met zijn vader. Hij sliep dan in de paardestal. Als hij zeven jaar was dan werd hij een page, dit betekende dat de ridderzoon bij een bevriend ridder of vorst ging wonen. Hij leerde daar om te gaan met een zwaard, lans en schild, heel goed paardrijden en hij oefende zwemmen, boogschieten en schermen. Van de kasteelvrouwe leerde hij hoe hij gasten moest ontvangen op het kasteel en hoe hij die gasten lekker eten kon geven. Na zijn periode als page ging de ridderzoon als schildknaap werken. Dat kon alleen als hij heel ijverig was geweest als page. Hij was een soort "assistent" van de ridder en diende de heer persoonlijk. Als taken had hij onder andere het dragen van het schild en de lans van de heer. Niet alleen op het slagveld, maar ook thuis op de burcht stond de schildknaap steeds voor zijn heer klaar. Hij bediende hem zelfs aan tafel en speelde met zijn heer het ingewikkelde schaakspel gedurende de lange winteravonden. Als de schildknaap 21 werd, was hij eindelijk toe aan de ridderslag. De hofgeestelijke zegende het zwaard van de nieuwe ridder. Daarna werd hij door zijn heer met de platte kant van het zwaard op zijn schouder of rug geslagen. In het begin van de riddertijd was dit een eenvoudige plechtigheid. Later groeide dit uit tot een grote godsdienstige plechtigheid. Als je precies wilt weten hoe dit ging, kan je dat lezen in het boek 'De brief aan de koning' van Tonke Dragt. Voor het verdere leven van de ridder ga naar: hoe leefden ridders?
Een Romeinse soldaat. Romeinen waren niet in de middeleeuwen maar daar voor. De romeinen vochten vaak, als ze hadden gewonnen maakten ze veel gevangenen. die gevangenen werden goed getraind, daarna werden ze gladiator. Een gladiator is iemand die in soms een goed harnas moest vechten tegen andere gladiatoren. gladiatoren vochten in een arena, waar veel mensen konden kijken. een van de grootste arena`s is het colosseum
koop hier van alles en nog wat.
sites voor coole games.
Een van de eerste beloftes die de ridder maakte was "trouw aan de vorst". Hij zwoer dat hij de vorst zou bijstaan met raad en daad. Dit betekende dat hij hem moest helpen met het besturen van het land (raad) en hij moest voor hem vechten (daad) persoonlijk, gepantserd en te paard. Behalve trouw moest de ridder ook dapper zijn. Zó dapper dat hij de dood niet vreesde, dit was de belangrijkste ridderdeugd. De kerk wilde daarnaast nog dat de ridder op kwam voor iedereen die zwak was. Dit betekende bijvoorbeeld dat hij voor weduwen, wezen en armen moest zorgen. De kerk vond het ook belangrijk dat ridders tegen "heidenen" (mensen die niet in God geloofden) vochten. Zo zijn ook de kruistochten ontstaan.
kijk ook op deze sites voor: informatie, alles en nog wat , spelletjes , stemmen en nog veel meer
Vikingen zijn krijgers rond het jaar 800 tot1200. Ze plunderden vaak dorpen; ze gingen met snelle schepen(drakars) naar een dorp en namen alles van waarde mee en staken het dorp in de vik en vaarden weer weg voordat alle ridders hun harnas hadden aangetrokken en wakker waren geworden. Vikingen zijn niet alleen rovers maar ook handelaren en nog veel meer. Op hun helmen zaten horens maar soms zaten er geen horens op een Vikinghelm.
Een Vikingkrijger uit de middeleeuwen.
voetbal
die ijzeren vechtjassen te paard leken erg op elkaar. Het werd moeilijk om in de strijd vriend van vijand te onderscheiden. Men ging daarom zoeken naar een herkenningsteken. Daarom bedacht men het wapenteken. Zo herkende iedereen elkaar. Het wapenteken werd overal opgezet. Bijvoorbeeld op het schild van een ridder. Over de wapenuitrusting werd vaak een mantel gedragen om de kostbare wapenuitrusting te beschermen tegen weer en wind. Op die mantel werd het wapenteken door vrouwen geborduurd. Op de banier, een soort vlaggetje, stond ook het wapenteken.
Een burcht is letterlijk een plaats om je te verbergen voor je vijand. Dit was meestal een terein waarop een gebouw stond en waaromheen een gracht en een wal lagen. Dit versterkte huis was een toevluchtsoord voor omwonenden en je kon je er in terug trekken bij een gevecht. Oorspronkelijk kon alleen de koning toestemming geven voor het bouwen van een versterkt huis.
sites voor informatie
Het kanon werd uitgevonden in 1450. Italiaanse ridders die terug kwamen uit China vertelden de Italiaanse koning over een verschrikkelijk wapen dat in China was bedacht ( maar nog niet gemaakt ). De koning wilde dit nu zelf proberen te bouwen en liet zijn beste smeden er eentje maken. Er moesten wel drie kanonnen gemaakt worden voordat het lukte. De smeden waarschuwden de koning dat hij zou kunnen exploderen, maar de koning kon niet wachten en stak het kanon zelf af. Het kanon explodeerde en de koning overleefde het niet. Maar de smeden gingen door en na nog een aantal pogingen lukte het. Door de uitvinding van het kanon werd de waarde van het kasteel minder. In 1464 werd kasteel Bamburgh met maar 2 kanonnen veroverd terwijl het een van de sterkste kastelen in Engeland was . Na de uitvinding van het kanon kwam al snel de uitvinding van het geweer. Dit gebeurde rond 1490. Dit wapen was zo sterk dat een ridder er niet tegen kon vechten dat was het einde van de riddertijd